Poll
Vraag:
Willen jullie het verhaal Rode luchten/Zwarte Gronden nog aflezen?
Optie 1: Ja
stemmen: 5
Optie 2: Nee
stemmen: 2
Als het mag van de mods hier op dit forum zou ik graag mijn delen van mijn verhaal Rode Luchten willen posten. Als iemand toevallig ooit mijn space heeft gelezen is dit verhaal al bekend.
In afwachting op antwoord.
Tuurlijk ,daar is het creativiteits-board voor!
Ga je gang zou ik zeggen!
Mooi geschreven, alleen jammer van dat 'o zo klote'. Want voorderest is het eigenlijk een heel "netjes" verhaal, om het zo maar te zeggen, dus past dat er niet bij. ;)
Hoor ik vaker. Maar heb er voorderest geen ander woord voor, verhalen zijn geschreven uit mijn gevoelens en als ik me "klote" voel schrijf ik dat ook zo op. Als je suggesties hebt voor een ander woord zijn die ook welkom ;)
edit: Ik heb iets gevonden. Fixed dus ;)
Ik vind het nogal dramatisch overkomen en alsof je heel veel zelfmedelij heb. Maar ik vind het wel mooi geschreven. [omhoog]
Dank je,
Tja, kan zijn dat het wat dramatisch overkomt maar mijn stukjes zijn vooral bedoeld om mezelf een beetje te begrijpen en om alles even op een rijtje te zetten.En dan komen zulke dingen eruit ;)
Mooi hoor! ;)
Ik hoorde van een bron dat iemand mijn schrijfsels heeft uitgeprint. Mag ik weten wie en wat deze ermee doet?
En ach, waarom dan niet maar even nummer 2 en 3 van rode luchten erop zetten:
Terwijl ik naar mijn kleren kijk valt me weer zo'n contrast op, de felgroene grasvlekken steken af tegen het zwarte wat ik aan heb. Ook al zie ik mijn gezicht niet, ik zie mijn lichaam. Ik zie me zoals ik mezelf wil zien. Mijn plukje geverfd haar hangt voor me ogen. In de schemering kan ik de kleur niet goed opmaken, maar het neigt naar groen. Volgens mij is hier in dit land alles groen en was dit mijn enige hoop om er misschien wat bij de rest van de wereld te horen. Maar ik zie niemand, dat zal dan wel betekenen dat mijn haar er wel niet toe zal doen of ik er bijhoor of niet. Ik voel over mijn hoofd, startend bij mijn haar, mijn voorhoofd, mijn neus, mijn mond en mijn kin om daarna terug te gaan naar mijn ogen, mijn hand stokt en ik voel een pierincg in mijn wenkbrauw zitten. Wat voor 1 weet ik niet, ik kan hem niet zien. Mijn hoofd gaat nu naar beneden en herken mijn lichaam. Ik heb een kort zwart t-shirt aan. Ik ken mezelf goed genoeg om voor mezelf te weten wat erop staat. Ik volg mijn armen en zie dat er armbanden om mijn polsen zitten, armbanden met spikes eraan. Mijn broek is niet nodig te vermelden en mijn schoenen ook niet. Ik voel me lekker hierin. Helaas accepteren weinig mensen maar hoe ik eigenlijk ben. Ikzelf meegerekend, anders was ik nu mijn ideale ik. Ik loop verder door het grasland. Ik wil helemaal niet, maar mijn voeten leiden me naar het donker, maar hoelang ik ook loop, het bijft maar een kruising tussen dag en nacht. Ik voel dat dit geen zin heeft en leg me weer neer in het groene gras....
-III-
Ik leg me neer op het gras, rustig sluit ik mijn ogen. Ik schuif met mijn armen en benen, zoals ik vroeger altijd in de sneeuw deed als ik sneeuwengeltjes maakte. Die tijd is allang weer over, maar ik voel me er weer even kind door. Terwijl ik mijn benen en armen beweeg merk ik op dat het gras hier niet eens zo nat nog is. Dat moet betekenen dat ik toch een stuk gelopen heb. Maar waarom zit ik dan nog steeds in die overgang van dag en nacht? En wat anders is er aan dit deel van dit wereld dat het nog niet nat is? Ik denk al te veel nu, ik wil hier hier in dit land niet denken. Ik ben bijna gelukkig in wie ik nu ben hier. Ik open mijn ogen weer en breng mijn ellebogen achter mijn lichaam. Ik kom omhoog en zie de zwarte lucht. Ik vraag me af wat daar in het zwart is, waarom is het daar zo donker? Wat gebeurt daar wat het daglicht niet kan verdragen? Ik draai me een kwartslag. Ik zie de overgang van donker naar licht. O zo mooi en o zo deprimerend. Want waarom kan ik hier niet weg? Ik draai me weer een kwartslag en zie een felrode lucht. Waarom is het rood? Ik zie geen ondergaande zon dus daar kan het niet van komen. Ik zou wel een verklaring willen vinden maar ik bedenk me dat het geen nut heeft. Waarom zou ik wel naar het licht kunnen lopen, als ik niet naar het donker kan? Ik kijk nog eens naar mezelf en voel me tevreden. Niemand die me aan me hoofd zeurt en volledige stilte. Ik sluit mijn ogen weer en val in slaap, misschien is het licht als ik wakker word.....
Mooi verhaal :)
Zoo mooi hoor! Gewoon pure fantasie, of waargebeurd?
Pure fantasie
mooi :)
heel mooi :)
Complimentjes zijn altijd leuk ;)
Ik heb je space gelezen.. Is dat hetzelfde verhaal? Anders wil ik m wel lezen hoor! :)
En je nieuwe verhaal vind ik ook heel mooi geschreven! ;D
Citaat van: hillo op mei 22, 2006, 15:09:25 PM
Ik heb je space gelezen.. Is dat hetzelfde verhaal? Anders wil ik m wel lezen hoor! :)
En je nieuwe verhaal vind ik ook heel mooi geschreven! ;D
Alle verhalen die ik hier neerzet staan ook allemaal op mijn space, op mijn space staan zelfs meer verhalen
Citaat van: Elfje99 op mei 22, 2006, 15:13:09 PM
Citaat van: LC op mei 22, 2006, 14:13:17 PM
[...]
*kwijlt weer weg bij dit verhaal*
:)
egt geweldig!! :D ik wil meer meer meer ;) ;D
Rode Luchten IV dan maar he ;) Veel plezier
In mijn slaap zie ik mensen. Mensen die ik ken, mensen die ik misschien wel zou willen kennen. Mensen die ik liefheb, mensen die ik het liefst nooit meer zou willen zien. De mensen kijken me zo raar aan, wat is er mis met mij dat ze mij zo aankijken?
Ik word weer wakker en zie dat er nog helemaal niks veranderd is aan de omgeving. Alles in de wijde omtrek is nog helemaal groen. Ik vraag me af wat ik hier doe en waarom ik nog helemaal niemand anders heb gezien? Ik sta op en begin weer naar het donker te lopen. Misschien lukt vandaag wel, wat gisteren niet lukte.
Het heeft geen zin. Ik blijf in die overgang ziten. Toch merk ik inmiddels dat ik niet alleen ben hier. Ik hoor geluiden, geluiden van dieren, geluiden van mensen. Ik val en kom hard terecht in het natte gras. Ik draai me om, waarover ben ik gevallen? Aan mijn voeten ligt een Dalmatiër. Hij steekt zijn kop op om te kijken wie zijn slaap zo wreed verstoord heeft. Hij ziet mij, maar hij lijkt het niet erg te vinden dat hij gewekt is. Het lijkt of hij mij herkent. En het lijkt of ik iemand in hem herken. Ik herken mezelf in deze hond. Een witte hond met zwarte vlekken, zijn kop lijkt op de mijne. Ik aai hem over zijn kop en hij likt goedkeurend mijn hand. Ik ben blij dat ik niet alleen hier ben. Ik sta weer op en wenk hem. Hij staat ook op en loopt met me mee. Waar naar toe weet geen van ons tweeen nog.....
Citaat van: LC op mei 22, 2006, 14:13:17 PM
Hand in hand staan we op een station. [...] Wachtend op mijn trein.
-Mark-
[klap]
Je kan goed schrijven!
Zeker weten! Heel erg goed geschreven
Het Station II
Treinen rijden me voorbij, treinen stoppen voor me voeten. Mensen stappen uit, mensen stappen in. In elke trein zit wel iemand die het nodig mij recht in me gezicht aan te kijken. En bij elke trein die stopt voel ik de priemende ogen van de conducteur op me gericht. "Kom je mee, of blijf je zitten?", hoor ik ze dikwijls roepen. Ik antwoord dan in gedachten: "Een half uur." Maar de conducteuren schijnen mijn gedachten niet te horen, dus gaan de deuren weer dicht en komt met elk station dichterbij zijn eindstation.
Na een half uur staat er geen trein voor me, hij is te laat. "Nog een half uur zitten", zeggen mijn gedachten. "Zit stil, dan gebeurt er niks, helemaal niks"
Er komt een man naast me zitten op het bankje. Hij kijkt me aan, ik hem niet. Ik begroet hem niet, zelfs niet met me gedachten. Ik negeer hem volkomen.
"Op wat wacht je?", vraagt hij.
"Op een trein natuurlijk, wat doe ik anders op een station?", antwoorden mijn gedachten, maar de man schijnt het niet te horen.
"Waar moet je heen?", vraagt hij, alsof de vraag van een paar seconden geleden er allang niet meer toe doet.
"Waar zij is heen gegaan", antwoorden mijn gedachten weer, maar hij schijnt het niet te horen.
"Waarom zit je hier zo alleen?", vraagt hij op een toon die aangeeft dat dit zijn laatste vraag is. "Zo zal ik hem wel aan de praat krijgen", hoor ik hem denken.
"Omdat zij al weg is", antwoorden mijn gedachten op dezelfde monotone toon als altijd.
De man steekt een sigaretje op. Ik wacht op mijn trein.
-Mark-
Rode Luchten V
Ik loop voor mijn gevoel hier ongeveer al 3 dagen rond. Helemaal zeker kan ik dit niet bepalen. Er valt geen verschil tussen dag en nacht te zien. Mijn trouwe viervoeter heb ik geen naam willen geven. Alles wil ik hier zo rein en zo puur mogelijk houden, ik wil geen naam geven aan het dagdeel waarin ik loop, ik wil mezelf niet als iemand bestempelen en ik wil helemaal niet een naam geven aan het land waarin ik loop. Ik kijk naar het beestje daar nog steeds achter me loopt, hij kwispelt gelukkig met zijn staart, maar zijn koppie hangt naar beneden. In mijn tocht door dit land ben ik niet alleen maar dit beest tegengekomen. Met regelmaat zie ik andere mensen lopen. Ze reageren niet op mij of op het geblaf van de hond. Ik negeer ze dus nu maar gewoon, en zij negeren mij.
Ik loop de laatste tijd zoveel mogelijk naar het donkere. Er is iets aan de donkere kant en ik wil weten wat, tot nu toe is er nog niks gebeurd en het ziet er naar uit dat het ook niet gaat gebeuren. Opeens zie ik in de verte een klein huisje, er is dus niet alleen maar gras en er is misschien daar wel iemand die mij kan vertellen wat dit is. Ik wenk de hond en samen rennen we op het huisje af. Bij het huisje aangekomen word ik weer teleurgesteld. Er is niemand, het is volledig verlaten. Ik stap het huisje binnen en fris me op bij een fonteintje. Ik gooi water over me gezicht en kijk in de spiegel. Opeens zie ik er niet meer uit zoals ik wil, maar ik ben weer saai, helemaal niks..... De hond blaft, ik kijk hem aan en zie dat hij met zijn poten iets probeert los te maken. Zijn halsband waar zijn naam opstaat wil hij kwijt. Ik maak hem los. Ik wil hem gelukkig zien.
Als ik in het kamertje rondkijk zie ik een andere deur, een pikzwarte deur waar natte rode verf van bovenaf druipt. Ik vraag me af wat er achter zit, maar als ik de deur wil openen houdt mij hond me tegen. Ik kalmeer hem en rustig duw ik deur open. Voor me ligt een dor landschap, in niks lijkt het op het landschap van de laatste paar dagen. Ik zou wel terug willen, maar ik kan niet. De deur naar het groene landschap zit dicht en gaat niet meer open. Ik wenk mijn hond en loop het dorre landschap binnen en merk dat ik niet meer in die overgang zit, het blijft donker. Ik loop door en zie aan mijn rechterkant een blauw bord met letters: "U verlaat hierbij Mark, Welkom in de Wereld"
-Einde van Rode Luchten episodes-
Een tussenverhaaltje genaamd De Klif, zoals altijd zijn reacties welkom(Note: Kan als schokkend worden opgevat ;)):
Lachend kijk ik toe hoe ze vallen. Eén voor één krijgen ze een klein zetje, waarna ze met hun hoofd voorover in een diepte vallen waarvan het einde zoek is
Hun kleren zijn gescheurd. Grote gaten in hun witte shirts en zwarte broeken. Onder hun nek is hun shirt meer gescheurd, in dat gat is een rechthoek gekrast. Een rechthoek waardoor twee strepen staan. Eén van hoek tot hoek, één van lange kant naar de andere lange kant. In de open vakken zijn letters gekrast. Letters die woorden vormen. De wond onder hun nek bloedt, kleine straaltjes bloed lopen over hun ruggen en laten de witte shirts rood kleuren.
Zonder protest, zonder gesmeek om hun leven staan ze aan de rand. Hun ogen open gesperd, soms knipperen ze even, maar ze blijven naar beneden staren. Naar de plaats waar ze heen gaan als ze een duw in de rug voelen. Ze zeggen niks, lijken geen vrees te hebben voor de diepte onder hun. Een enkeling staat zelfs met een kleine glimlach te wachten op wat er komen gaat.
Zij weten meer! Zij weten meer over die diepte! Ik trek er een uit de rij. "Wat weet jij?" vraag ik aan hem, "Waarom protesteren jullie niet als één van jullie medeslachtoffers in de diepte valt? Waarom laten jullie je gewillig vermoorden?"
Hij antwoordt niet. Het enige wat hij doet is mij aanstaren met die gitzwarte ogen van hem. Ik herhaal mijn vragen over en over. Maar wat ik ook vraag en hoe ik hem ook door elkaar schud, hij blijft zijn lippen stijf op elkaar houden.
Ik zet hem terug en loop langs de anderen. Diegene die nog strak keken, kijken nu met een zelfvoldane glimlach naar beneden.
Op één na dan. Hij kijkt nog steeds strak in de diepte. Ik loop naar hem toe, pak hem vast en draai hem naar me toe. Ik zie dat zijn ogen vochtig zijn en in zijn gezicht zie ik dat hij vecht tegen de brandende pijn van de bloedende wond op zijn rug. Hij schrikt me af, en in een opwelling gooi ik hem in de diepte in
Met zijn rug naar beneden begint hij te vallen, ik kijk hem na en in zijn gezicht zie ik iets wat ik bij de anderen niet zag. Een blik van angst. Een hupeloze noodkreet naar boven. Hij is anders dan de anderen. Hij weet niet wat daar beneden is en is net zo bang als ik.
Ik val op mijn knieeen. Ik voel iets wat ik bij de rest van mijn slachtoffers niet voelde, Spijt. Ik voel me schuldig over die ene man in de rij die wel angst voelde, net als ik.
Ik sta op en loop naar de rand. Mijn angst voor de diepte verberg ik door mijn ogen te sluiten. Rustig hel ik voorover, verder en verder. Totdat mijn mijn voeten de vaste grond loslaten en ik begin te vallen
Mijn hoofd draait zich nog één keer naar boven. Daar staan ze. De overgeblevenen van mijn onmacht. Ze kijken me niet aan, maar toch zie ik dat ze nog steeds die zelfvoldane glimlach op hun gezicht hebben. Allemaal, precies hetzelfde
Het Station 3
Een half uur, geen trein. Nog een half uur. Weer geen trein. Weer een half uur. Nog steeds geen trein. De man zit er nog steeds. Even onbewegelijk en even ongeïnteresseerd. Om de zoveel tijd steekt hij een nieuw sigaretje op. Ik kijk hem aan. Hij ziet het en bied me een sigaret aan. Ik rook niet, maar de lust wint het van het verstand. Ik dank hem in gedachten. Maar hij schijnt het niet te horen.
Een half uur, een trein stopt voor mijn voeten. De deuren gaan open en een conducteur stapt naar buiten. Ik sta op, de man naast me ook. Ik stap in en krijg de conducteur achter me aan.
"De sigaret moet uit, Meneer." Ik antwoord niet, maar doof toch de sigaret in een asbak. Ik neem plaats in de laatste wagon, Eerste klas rookafdeling.. De man komt tegenover me zitten.
"Waarom moest die sigaret uit, als we toch op de rokersafdeling zouden plaatsnemen?" Vraagt de man.
Ik haal me schouders op, op zulke vragen weet ik het antwoord niet, zoiets zou hij aan de conducteur moeten vragen, niet aan mij.
"Waarom gehoorzaamde je eigenlijk aan hem? Het feit dat jij hier alleen in de trein zit, kom jij niet op mij over als een gehoorzaam mannetje"
"Mens, hou op met vragen stellen die geen nut hebben en laat me met rust", antwoorden mijn gedachten, hij schijnt het niet te horen.
De radio speelt 'Per Spoor' van Guus Meeuwis. "Goh, de ironie", denk ik. Maar niemand schijnt het te horen. Op het gezicht van het man verschijnt een glimlach, terwijl een trekje neemt van zijn sigaret.
Graag, heel graag hier wat reacties. Kan ook op http://spaces.msn.com/mashed-up-head
edit: Spelfouten eruit gehaald
edit 2: Nog meer spelfouten ::)
Je kan echt heel goed schrijven :)
kan je geen boek uitbrengen??
Citaat van: SpydeR op juni 20, 2006, 11:53:32 AM
kan je geen boek uitbrengen??
Zou fantastisch zijn. Tis alleen nog lang niet genoeg voor een boek vind ik
Citaat van: LC op juni 20, 2006, 12:14:34 PM
Citaat van: SpydeR op juni 20, 2006, 11:53:32 AM
kan je geen boek uitbrengen??
Zou fantastisch zijn. Tis alleen nog lang niet genoeg voor een boek vind ik
ik koop m iig
Het Station 4
Snel trekt het landschap langs ons. De trein schijnt haast te hebben, mindert geen vaart en laat elk ander station voor wat het is. Ik laat het gebeuren, zo was het afgesproken. De man is even gestopt met roken en is zelfs even stil. Ook hij geniet van het landschap. Het glimlachje staat nog steeds op zijn gezicht.
De trein stopt. De man kijkt mij aan en lijkt op te willen staan. Als hij ziet dat ik geen aanstalten maak op te staan, blijft hij rustig zitten en kijkt weer naar buiten.
De schuifdeuren gaan dicht en de trein zet zich weer rustig in beweging, weer een station achterlatend. Over een uurtje zal niks meer herinneren aan de stop van de trein.
De deur van ons treinstel gaat open en een vrouw van middelbare leeft stapt het treinstel in. Ze loopt de lege banken voorbij en blijft voor onze coupé staan.
"Mag ik er bij komen zitten, heren?", vraagt ze op vriendelijke toon.
"Maar natuurlijk mevrouw", antwoord de man."Maar mag ik dan wel eerst uw naam weten?"
"Mijn naam?", vraagt de vrouw terwijl ze alvast gaat zitten."Mijn naam is Niet Belangrijk."
"Maar mevrouw, wat toevallig. Mijn naam is ook Niet Belangrijk."
"Nou meneer, wat een leuk toeval zeg. Hoe een trein zomaar twee mensen met dezelfde naam kan koppelen."
De vrouw wendt haar blik nu naar mij. "En wie is deze jongeman en wat is zijn naam?"
"Zijn naam vraagt u, Zijn naam Weet Ik Niet."
"Goh, wat een bijzondere naam"
"Zeker mevrouw, hij hoort er maar trots op te zijn"
Ik geef er geen aandacht aan en geniet nog steeds van het groene landschap om me heen.
Mooi.
kunnen jullie er een kopietje van maken en naar mij sturen :P
Citaat van: _Luc_ op juni 23, 2006, 13:23:43 PM
Mooi.
kunnen jullie er een kopietje van maken en naar mij sturen :P
Geen gekopieer bij mijn verhalen hoor ;)
Tot nu toe is alles gewoon helemaal gratis, doe het immers voor mijn plezier
Zwarte Gronden
Een beetje schuchter zet ik mijn eerste stappen in het land dat de Wereld wordt genoemd. In plaats van het zachte groene gras dat ik de laatste paar dagen onder mijn voeten heb gevoeld, voel ik nu de dorre grond en het kleine beetje gras dat er nog staat hoor ik onder mijn voeten knisperen. Niet meegaand, maar kapot zodra iemand er op trapt. Mijn dalmatiër is er zo te zien ook niet gerust op, zijn staart hangt triest tussen zijn benen. In niks herken ik de vriend waarmee ik de laatste dagen ben opgetrokken. Ik geef hem een aai over zijn kop. Misschien geeft hem dat nog een beetje hoop. Het lijkt effect te hebben want in zijn staart begint weer leven te komen. Samen stappen we in het land waar wij nooit van wisten, de Wereld. Niet wetende wat daar in de verte ligt en wie we daar gaan tegenkomen. Zullen we wel iemand tegenkomen?...
Het station 5
"Heeft u er bezwaar tegen als ik de coupé even verlaat?", vraagt de man opeens.
"Maar natuurlijk niet meneer", klinkt het antwoord."Gaat u gerust uw gang."
De man vertrekt en laat mij achter met de vrouw en mijn gedachten. Ik schenk geen aandacht aan haar.
"Waarom heb je de hele reis nog niks tegen ons gezegd, jongeman?", begint de vrouw opeens. Ik kijk haar even vluchtig aan, geef een sarcastische glimlach en draai mijn hoofd weer weg. Terug naar het groene weiland.
Het schijnt genoeg voor haar te zijn, ze houdt wijs haar mond en wacht zo te zien wanhopig op de terugkomst van de man. Na 5 minuten wordt haar wachten beloond, wanneer de man fluitend de coupé weer binnenstapt.
"Elkaar een beetje leren kennen?", vraagt de man aan de vrouw, alsof hij mij al jaren kent.
De vrouw houdt haar mond, ze zal wel antwoorden in gedachten. Maar niemand die het schijnt te horen.
De man dooft zijn zoveelste sigaret en buigt zich naar mij toe. "Houd je goed vast.", fluistert hij in me oor. Hij staat op en grijpt naar de noodrem. Met een akelig gepiep van de blokkerende wielen komt de trein tot stilstand in een groen landschap. De man gaat weer zitten, een glimlach op zijn gezicht. Genietend.
meer meer meer! :)
Het komt er ooit es een keertje aan ;)
Om jullie dan maar even zoet te houden, Deel II van Zwarte Gronden.
Zwarte Gronden II
In de stromende regen lopen mijn reisgenoot en ik een beetje dralend rond in dit onbekende land. Soms stoppen we even, kijken of rond of er misschien een teken van leven is. Er zijn geen huizen, geen mensen. De grond hier is nog even verdord en zwart als een paar dagen geleden. Ik vraag me af waarom? Wat stond hier vroeger? Heeft hier ooit iets gestaan? Toch heb ik het gevoel dat het landschap begint te veranderen. Het vlakke land lijken we achter ons gelaten te hebben, want de grond wordt heuvelachtiger. Het is elke keer een hele klim om de top van zo'n heuvel te bereiken, als ik geen hoop had op een andere wereld achter een heuvel was ik blijven liggen. Maar de hoop blijft er, maar wordt weer keihard de grond ingeboord als ik de heuvel afloop naar een diep dal, even zwart en droog als wat we al een paar dagen zien....
Volgend deel van Station staat op papier, nu alleen nog typen
oke :)
Station staat ff stil, ben niet tevreden over het nieuwe deel. Maar heb wel iets anders. Een flink lang verhaal, maar het heeft me dan ook 2 uur van mijn nachtrust gekost.
The Lightened City
De stad is verlaten, gordijnen zijn dichtgetrokken, alleen de avondlichten branden nog. Mensen slapen waarschijnlijk al. Of doen dingen die niet voor de ogen van de wereld zijn bestemd. Ik wil het niet weten. Soms hoor je nog ergens een nies of een onderdrukt kreuntje. Een wekker gaat te vroeg af. Een hond blaft naar zijn onbekende vijand, de nacht. Ik doe mijn oordopjes maar in en sluit mijzelf af van de wereld.
De wind blaast langs mijn lichaam. Ik trek mijn jack maar een beetje op. Het is koud voor de tijd van het jaar. Waar het eigenlijk broeierig warm zou moeten zijn, is het nu fris.
De nacht en de wind maken de nacht eng en gevaarlijk. Uit elke hoek kan er iets of iemand opspringen. Ik moet er maar niet aan denken en me concentreren op de muziek.
Opeens breekt de lucht open. Een flits verlicht de stad. Een donder volgt snel en schudt de stad wakker uit haar slaap. Uit de lucht begint de regen te vallen. Een hoosbui breekt los. Ik ren met mijn jas over mijn hoofd daar het dichtsbijzijnde afdakje. Ik ga zitten op het bankje en schud mijn haren uit. De stad wordt om de zoveel tijd verlicht. Die ene seconde dat ze verlicht wordt ziet alles er gelijk een stuk vriendelijker uit dan in het donker.
Ik hou wel van onweer. Een mooie gebroken flits die het land en de lucht verlicht, tellen hoe lang het duurt voor de donder en het schrikmoment als de lucht met een knal openbreekt. Heerlijk.
Ik zie mezelf zitten in het raam van de winkel aan de overkant. Het zwakke licht dat nog uit de winkel komt zorgt ervoor dat ik mijzelf zelfs tussen de flitsen door zie.
Ik blijf een tijdje naar mijzelf kijken. Na een lichtflits zie ik opeens nog iemand in de spiegel. Een meisje, mijn leeftijd, leuk om te zien. Meer dan leuk zelfs.
Een lichtflits verlicht de stad, het meisje verdwijnt uit de spiegel. Maar zodra het weer donker is, staat ze er weer. Een klein glimlachje op haar gezicht.
Toch kan ik haar niet vinden op de straat. Ik sta op en loop naar het raam toe. Misschien staat ze in de etalage. Maar ook daar staat ze niet. Toch zie ik haar nog steeds. Ze staat inmiddels naast mij. Ik kijk naar rechts, waar ze zich volgens het raam zou moeten bevinden. Maar ook daar staat ze niet.
Een lichtflits, ze verdwijnt uit het raam en verschijnt weer als de nacht de stad weer is binnengetrokken.
Een knipoogje. Ik kijk achter me. Was die voor mij bedoeld? Knipoogde ze naar mij?
"Die knipoog was voor jou, Mark."
"M-maar", stotter ik, "hoe weet jij mijn naam? En hoe komt het dat ik je alleen in het raam zie?"
"De nacht heeft zo zijn geheimen, Mark. Wij zijn een van die geheimen."
"Wij? Hoe bedoel je? Ben je hier met meerdere mensen?"
"Kijk eens goed, Mark. Kijk eens rechtsachter je."
Ik kijk om, maar zie niemand."Nee, niet zo. In de spiegel." Ik kijk in de spiegel. "Zie je dat mannetje daar, diegene die zijn arm om zijn vrouw heeft geslagen?"
Ik kijk goed en zie inderdaad een wat oudere man samen met een vrouw. En als ik mijn oordopjes uitdoe hoor ik zelfs het mompelen van ze.
"Maar hoe kan het dat ik ze alleen maar in de spiegel zie?" Het meisje antwoord niet.
"Hallo? Kan ik nog antwoord krijgen?" vraag ik wat geïrriteerd
"Dat kan, volg mij.", antwoord ze op een lieve toon.
"Hoe kan ik je nou volgen als ik je niet zie?"
"Een stad heeft meerdere ramen, Mark. En anders is mijn stem vast wel genoeg voor je. Kom, meekomen"
Ik zie haar inderdaad in alle ramen van de stad en elke keer als ze mij aankijkt, glimlacht ze. En heel soms kan er nog een knipoog vanaf. Door de stad heen zie ik nog andere mensen. Jong en oud. Stil of luid pratend, soms zelfs zingend.
In mijn verbazing over wat er allemaal rondloopt, raak ik het meisje kwijt. Maar als ik een stukje terugloop vind ik haar weer. Inmiddels zittend op een bankje. Maar ook het bankje blijkt er niet te staan als ik niet in de ramen kijk.
"Kom nou maar gewoon zitten" roept het meisje.
"Maar er staat geen bankje"
"Die staat er wel, blijf gewoon kijken in het raam naar het bankje en geloof dat er een bankje staat"
Rustig loop ik naar achter terwijl ik naar het bankje blijf kijken. Rustig zak ik door mijn knieën en voel echt een bankje.
"Hoe kan dit?", vraag ik verbaasd.
"Je creeërt je eigen werkelijkheid. Je ziet wat je wil zien. Een dik iemand ziet zichzelf dun in het raam, een blanke neger is in zijn werkelijkheid een echte stoere neger."
"En ik? Wat is mijn werkelijkheid?"
"Dat weet jijzelf het beste, Mark. Wie zie je als jezelf bekijkt in dat raam daar?"
"Ik zie gewoon mijzelf, niks veranderd. Betekent dat dan dat ik volmaakt ben?"
"Niemand is volmaakt. Maar je bent tevreden met jezelf, dat is al iets."
"En jij? Wie ben jij?"
"Ik ben dat meisje dat jij liefhebt"
"En wat is je naam?"
Ze zegt niks, maar buigt zich voorover naar mij toe en geeft een zachte kus op mijn lippen.
"Daar komen we de volgende keer wel uit." Een klein glimlachje, een flits en als de nacht weer invalt is ze weg en kom ik hard terecht op de grond. Maar nog steeds voel ik de kus op mijn lippen.
Geen reactie? Jammer.
Nu wel :P Ik vind hem zoals gewoonlijk weer mooi :P :)
/me stoft eens alles af.
Het werd weer eens tijd voor een nieuwe:
Je hebt je schouders hoog opgetrokken langs je hoofd, je handen zitten in handschoenen, je lichaam verpakt in een dikke jas en je hoofd zit verscholen in een capouchon. Om de zoveel tijd waait de capuchon af, als je bijvoorbeeld van een helling afgaat. Dan komen je lange blonde haren tevoorschijn. Lang mag de wereld en de regen daar niet van genieten, haastig trek je je capuchon weer over je hoofd. Weg van de kou, weg van de regen, weg van mij.
Het is zo'n gure november-dag. Een dag waarin niks zeker is. Het ene moment laat de zon zijn licht schijnen, maar binnen een minuut kan zij verdrongen zijn door een regenbui. Ik heb het niet getroffen, zo'n regenbui is net bezig. Dikke druppels vallen uit de lucht. Als ouder mens zou ik een heel verhaal kunnen houden over hoe het water verdampt en weer naar beneden valt. Als kind zou ik heel verhaal kunnen houden over de verdrietige wolken die huilen om het leed in de wereld. Die laatste is misschien wel mooier, maar als je die uitleg aan iemand vertelt, verklaren ze je voor gek. En terecht.
Jij rijdt nog steeds voor me. Je handschoenen heb je nog steeds aan, je capuchon valt nog steeds om de zoveel tijd af en je zit nog steeds in dezelfde houding.
Je fiets trekt een spoor over het natte wegdek. Het is leuk om het spoor nog eens te rijden met mijn fiets. Geen idee waarom, het doodt de tijd een beetje en ik hoef er niet teveel bij na te denken.
Dat mag ik niet meer, niet te diep in ieder geval.
De zon mag weer voor een paar minuten haar licht laten zien, maar jij houdt gewoon je capouchon maar op. Misschien ook maar slim, met dit weer kan het zo weer gaan regenen.
Je bent nog mooier in de zon. Als je capuchon weer afwaait glanzen je natte haren in het licht. Jammer dat de zon ook niet van jou haren mag genieten, want je trekt je capouchon weer over je hoofd. Jammer dat ik er niet langer van mag genieten. Denk ook eens aan mij.
Maar waarom zou je ook aan mij denken. Je kent me niet. Je weet nog niet eens dat ik besta. Je weet niet eens dat ik achter je rij.
Wat zou je over mij denken als je achterom zou kijken? Zou je misschien denken over mijn fiets die bijna uit elkaar valt. Zou je misschien schrikken van mijn blik? Of zou je helemaal niks denken, en mij alleen maar zien als de jongen die achter je rijdt.
De weg loopt op zijn einde. De zon schijnt nog steeds en jij rijd nog steeds voor mij. Aan het einde is mijn huis. Ik sla linksaf. Jij gaat met de bocht mee naar rechts. Ik zie nog net dat je capuchon weer afwaait.
Bedankt meisje voor deze paar mooie minuten met mooie gedachten. Je bent bijzonder, bedankt daarvoor.
-Mark-
Zie je spelfouten, meld het.
Kijk ook eens op littlec27.deviantart.com (http://littlec27.deviantart.com)
edit: Paar dingen veranderd
edit 2: Bedankt Luc, veranderd inmiddels :)
heeeeel mooooi !!!!
egt schitterend!!!
oh Mark <3
:P
*kwijlt ook de boel dr weer onder* :P
Ik houd me in.. :P
Ik ga er vanuit dat je capouchon goed hebt geschreven :P
Zo'n moeilijk woord MOET je wel hebben opgezocht :P
Citaat van: _Luc_ op november 05, 2006, 23:04:08 PM
Ik ga er vanuit dat je capouchon goed hebt geschreven :P
Zo'n moeilijk woord MOET je wel hebben opgezocht :P
Nee, niet opgezocht :P
't is toch capuchon ??
Het is inmiddels verbetert
Er was eens een jongen,
Hij heette mark.
Hij kon goed schrijven,
ook over een park.
:D
Citaat van: Juudith op november 08, 2006, 16:16:33 PM
Er was eens een jongen,
Hij heette mark.
Hij kon goed schrijven,
ook over een park.
:D
Ik heb volgens mij nog nooit iets geschreven over een park...
Citaat van: LC op november 08, 2006, 16:46:26 PM
Citaat van: Juudith op november 08, 2006, 16:16:33 PM
Er was eens een jongen,
Hij heette mark.
Hij kon goed schrijven,
ook over een park.
:D
Ik heb volgens mij nog nooit iets geschreven over een park...
Hmmm... Maar dat rijmde :P
Citaat van: Juudith op november 08, 2006, 16:48:26 PM
Citaat van: LC op november 08, 2006, 16:46:26 PM
Citaat van: Juudith op november 08, 2006, 16:16:33 PM
Er was eens een jongen,
Hij heette mark.
Hij kon goed schrijven,
ook over een park.
:D
Ik heb volgens mij nog nooit iets geschreven over een park...
Hmmm... Maar dat rijmde :P
Zo werkt het natuurlijk niet ::)
Er was eens een jongen,
Hij heette Mark.
Hij kon goed schrijven
en eet heel graag kwark!
:P
Citaat van: _Luc_ op november 08, 2006, 19:57:07 PM
Er was eens een jongen,
Hij heette Mark.
Hij kon goed schrijven
en lijkt op een vark(en)!
:P
Er was eens een jongen,
Hij heette Mark
en noodgedwongen,
kreeg hij een trademark :P
liep hij een rondje door het park ::)
mark rijmt niet op mark! ::)
wel op trademark :P en dat is engels dus dat spreek je anders uit :P
niet :P
Varken rijmt ook niet op Mark!
En vark is niks!
:P
vandaar de haakjes :P
Jullie kunnen dr helemaal niks van ik wacht wel weer tot mark wat leuks schrijft! :P
idd dat is tenminste niveau :P
:P hahahaha :P Da's waar.. Ik wilde alleen even mijn liefde voor mark tonen!
ahha ;) dat kan toch ook wel op een andere manier hoop ik ? ;) :P
Maar tis de creativiteitshoek en dit topic heet LC's Schrijfsels :P Dus het moest een schrijfsel zijn en creatief, dus toen kwam ik op een gedichtje.. ;D Jaja, ontopic! :P
Judith is zo ontopic als maar kan! :P
Altijd, weet je toch :P
In mijn topic mag het :)
Jeej :D
hahah :P vage foto eey :o :)
::) Is genomen met wielerhoedje ;D
Citaat van: LC op november 09, 2006, 18:12:27 PM
::) Is genomen met wielerhoedje ;D
Sorry :P Ik moest er ff 1 van je space halen ^^
Citaat van: Juudith op november 09, 2006, 18:12:55 PM
Citaat van: LC op november 09, 2006, 18:12:27 PM
::) Is genomen met wielerhoedje ;D
Sorry :P Ik moest er ff 1 van je space halen ^^
Hehe, ga je gang :P
Jeuj! :P
Niet door mij geschreven maar door Remco Campert. :) Ik wilde hem jullie niet besparen. Het heet Zondag
'Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
Maar het regende'
Een nieuwtje. Tenminste, al een tijd geleden geschreven voor een meisje. Niet de beste geschreven, maar toch.
I see her everywhere
On every corner of the street
In ever house I walk in
She's there
I love her eyes
Blue, Green, Red
In every colour of the rainbow
Those eyes are there
I love her hair
Those Golden, Brown, Black colours
In every leaf on the tree
I see that hair
I love the way she smiles
That laugh, those broken smiles
In every twinkling star
I see those smiles
I see her everywhere
I love everything about her
But wherever I go
She lives only in my mind
-Mark-
i can just say... i love it..
Citaat van: LC op december 23, 2006, 11:25:03 AM
In every leaf on the tree
I see that hair
dat vind ik niet zo'n mooie zin.
je bent beter in het Nederlands :P
Citaat van: _Luc_ op december 24, 2006, 01:21:33 AM
Citaat van: LC op december 23, 2006, 11:25:03 AM
In every leaf on the tree
I see that hair
dat vind ik niet zo'n mooie zin.
je bent beter in het Nederlands :P
Ik zat er al over te twijfelen. Maar ik kan niet dichten in het Nederlands ;D Dan verval ik in sinterklaasrijmpjes. En dat haat ik. Ik vind gedichten die rijmen ook verschrikkelijk.
we want more we want more :P
bodyguard nodig Mark? :P
sinterklaas rijm is vreselijk :P mits het in een gedicht voor sinterklaas is dan :P
maar rijmende gedichten vind ik niet per definitie stom :P
Citaat van: _Luc_ op december 25, 2006, 23:14:08 PM
sinterklaas rijm is vreselijk :P mits tenzij het in een gedicht voor sinterklaas is dan :P
maar rijmende gedichten vind ik niet per definitie stom :P
neem aan dat je dat bedoelt :P
Nou ja, vond het wel eens tijd voor een nieuwe. Het is eigenlijk soort vervolgje op de vorige(hier te vinden: http://www.sjorsvanbaar.nl/forum/index.php?topic=1698.msg77902#msg77902), geeft een beetje inzicht in mijn denken. Heb de serie maar Vanachter mijn ogen genoemd. Zijn, zoals jullie wel van mij gewend zijn, korte stukjes. Verschil met andere is, dat deze niet mooier zijn gemaakt.
Vanachter mijn ogen II
Mijn hoofd is leeg, denk eigenlijk aan niets. Zover dat kan, het voelt tenminste lekker leeg. Vrouwen schijnen het niet te kunnen, aan niks denken. Ik zou niet weten of het waar is, ik ben geen vrouw, maar dat wisten jullie al.
Het is een mooie dag, sinds een paar dagen is er weer blauw in de lucht. Op een paar verdwaalde wolkjes na spreid het blauw zich uit boven het landschap. Een geruststellende gedachte, zo weet ik tenminste dat mensen in de verte net zo genieten als ik. Het is ook kouder dan vorige dagen, al zegt dat niet zoveel, denk ik. Op het nieuws hebben ze het al tijden over de 'winter die niet doorzet', een collega van mijn vader had het over de 'Surinamisering van het klimaat'. Zo kan je het ook bekijken, het geeft in ieder geval een leuk smaakje aan heel het gezeur over de opwarming van de aarde.
Het maakt de reis er in ieder geval niet mooier op. De grond is nog steeds modderig van de regen van gisteren, de bomen nog altijd even kaal en de mensen nog altijd even chagerijnig. Het is blijkbaar nooit goed. Vroeger toen er nog kou was, klaagden mensen over de kou en nu de winters warmer worden beginnen mensen te klagen dat er nooit meer ijs ligt. Mij maakt het allemaal niet zoveel uit, sinds ik onder het motto 'het zal allemaal wel loslopen' leef, kan ik me eigenlijk nergens meer druk over maken. Ik kan het elk mens met een winterdip aanraden, je gaat gelijk een stuk vrolijker door het leven.
Maar ik denk niet dat mensen het op prijs zullen stellen als ik ze opeens aanspreek en zeg dat ze die chagerijnige blik van hun kop moeten halen. Heb ik zelf ook een hekel aan, mensen die je zomaar aanspreken om je iets aan te praten. Een geloof bijvoorbeeld. Dat komt vrij vaak voor hier in Gouda, mensen die hier vaak komen, zullen bijna allemaal wel een keertje zijn aangesproken door een gelovige. Zo'n 'Er is Hoop' mensje, hier noemen we ze inmiddels Holy Keesjes. Geen idee waarom eigenlijk. Het is zoiets wat er wordt ingebracht.
Ik ben weer gaan denken, ik mag het niet. Ik kijk maar voor me, denk maar weer aan niets. Misschien houd ik het deze keer langer dan één minuut vol.
Ik zat eens mijn bestanden door te spitten en zag dat jullie nog wat delen te goed hebben van Zwarte Gronden. En ik ben de beroerdste niet , het is ook even handig om vorige delen te lezen. Anders is het verhaal niet leuk.
De Heuvels zijn inmiddels bergen geworden, de eerste die we tegenkwamen waren grote reuzen maar de toppen waren makkelijk te bereiken. Inmiddels worden de bergwegen steiler en de eerste klimmen waarbij ik de dalmatiër op mijn rug nam en waar ik mijn handen moest gebruiken zijn ook al gekomen. Toch heb ik een doel nu om te klimmen. Een doel waardoor ik me dag na dag uitput, alleen maar om de top van een berg te bereiken. Dat doel hoort verderop te liggen. Want wanneer ik doodop op een berg uitrust van mijn klim en samen met mijn reisgenoot over het landschap kijken wat nog komt, wordt de lucht verlicht door een helder licht. Het laait soms op, maar te zien wat het is valt het niet vanaf mijn positie. Het licht zie ik alleen in de nacht. Ik onthoud de plek waar het licht vandaan kwam als ik ga slapen en loop de volgende dag er naartoe. 's Avonds kijk ik opnieuw en blijkt maar al te vaak dat het licht op een andere plek licht als de vorige nacht. Een klim voor niks, een dag verspilt. Maar de hoop blijft er in mijn hart. Gelukkig maak ik deze reis niet alleen. Ik had mijzelf allang van een berg afgeworpen, maar dat kan ik hem niet aandoen. Hij zou dan alleen achterblijven op die berg, want hij kan er niet af zonder mijn hulp en hij zal sterven van de honger en eenzaamheid....
Dan ook nog ff een verklaring waarom er zo weinig door mij geschreven wordt. Daar is één reden voor en dat is dat ik me gewoon goed voel. Al mijn verhalen komen voort uit ellende en dat is er op dit moment niet. Heb een ontzettend leuk en lief vriendinnetje gevonden, zit ik bij een psycholoog en is alles een beetje op een rijtje.
Inside my head
I fight a demon
a fight
I have never won
Inside my head
There is a demon
Torturing me
All day long
Inside my head
There is a demon
Torturing me
All night lon
Inside my head
There is a demon
Singing all night
A slient song
About the tortures
and the fights
he had won.
Vanachter mijn Ogen III (Bijtitel: Meerkoet)
Ik was vrijdag in Sneek. Sneek, de stad waar ik zo'n beetje een kwart van mijn hele jonge jaren heb doorgebracht. De rest van de tijd bracht ik door op school of voetballend in de buurt. Nu ik erover nadenk is het best wel een rare combinatie. Een jochie van 5 die een kwart van zijn tijd doorbrengt in een plaats aan de andere kant van Nederland.
Ik kom er niet echt graag in Sneek. Vroeger wel. Als jochie van vijf verheugde ik me altijd op een weekendbezoek aan mijn opa en oma in het verre Friesland. Ik heb tijden gedacht dat Friesland een apart land was. Een aparte taal, een aparte taal en de namen op de bordjes zaaide ook veel verwarring in mijn jonge hersens. Want waarom stond er op bijna alle bordjes Snits, in plaats van Sneek? Mijn ouders zeiden dan tegen me dat, ondanks alle rare namen, Friesland toch echt gewoon bij Nederland hoorde. Ik knikte maar ja, maar de eigenwijse hersens zeiden toch echt van nee.
Maar zoals ik al zei, ik kom niet echt graag meer in Sneek. Er mist iets daar in Sneek, de routine wat ik altijd had als klein jochie in Sneek.
Meestal gingen wij een weekend naar Sneek. We bleven dan meestal een nachtje slapen. Mijn zusje en ik op één kamer in een stapelbed, waarin het bovenste ben een halve meter inzakte. Het lag eigenlijk best lekker vond ik zelf, maar de volgende ochtend vertelde mijn lichaam wat anders. De volgorde was altijd hetzelfde. Allereerst mijn zusje, daarna ik, oma, moeder, vader en opa. Zo was het en niet anders. 's Ochtends was het altijd lekker om even over het tapijt te slepen, waarna deze van lichtgrijs naar donkergrijs verkleurde. Hoe dit gebeurde is me nog altijd niet duidelijk.
Als iedereen wakker was, gingen mijn vader, zusje en ik naar het zwembad aan het einde van de straat. Het was altijd maar een heel klein zwembad. Het bestond uit niet meer dan een lange-afstand bad en een klein middeldiep bad met een gele glijbaan waar je standaard je knieën op openhaalde. Maar het was leuk, mijn vader vertelde namelijk standaard het verhaal over zijn eerste zwemlessen. Ik kon ze dromen, maar mijn vader vertelde het altijd zo leuk dat ik het verhaal over en over wilde horen.
Na het zwemmen gingen we altijd naar de jachthaven. Kijken naar de bootjes, hoe groot sommige wel niet waren en wat voor rare namen sommige mensen de boten gaven. Afhankelijk van het seizoen kwam het vervolg. In de winter gingen we weer terug naar de flat van opa en oma. Maar in de zomer liepen we net een stukje verder. We kwamen dan altijd bij een klein slootje, mijn vader tilde me dan op en samen sprongen we naar de overkant. We trapten dan altijd even een balletje en liepen daarna weer verder naar de sluis. Over het randje liepen we weer naar de overkant en langs de vaart liepen we dan terug naar de flat.
Vrijdag liepen mijn vader en ik weer samen, nu door de binnenstad van Sneek. Sneek heeft een hele lelijke binnenstad. Grauw en grijs. Mijn vader liet het oude huis van mijn moeder zien, zijn oude school, de waterpoort en de bruggen waar hij langskwam toen hij de elfstedentocht schaatste. Ik vond het leuk, mijn vader en ik lijken veel op elkaar in dat opzicht. Twee mannen van het sentiment, allebei grijpen ze teveel terug op het verleden. Veroorzaakt door een kronkel in het hoofd.
Mijn vader ging nog even wat drinken met een oude vriend. Ik ging in mijn eentje terug naar de flat van mijn oma. Alleen met mijn gedachten. Ik verdwaalde een beetje, druk sms'end met Wendy had ik een paar afslagen gemist en was ik terecht gekomen bij een school. Ik had gewoon terug kunnen lopen, maar ik besloot door te lopen. Zo zag ik nog eens wat van Sneek. Het bleek dat de buitenwijken van Sneek even lelijk zijn als de binnenstad.
Ik kwam bij een kruispunt. Ik besloot links te gaan, aangetrokken door een chloorlucht. Ik kwam bij een zwembad. Hetzelfde zwembad waar ik vroeger als jochie ging zwemmen, maar het leek er in geen enkele wijze op. De glijbaan was zo te zien gesloopt, want er stak niks meer boven het dak uit. Ik liep even naar binnen, maar kon niks zien van het zwembad door de beslagen ramen. Naast het zwembad lag een tweede gebouwtje, ik herkende het oude zwembad. Inmiddels omgetovert tot een speelparadijs.
Ik wist weer waar ik was. Ik sloeg rechtsaf naar de jachthaven. Aan het einde van de weg stond een slagboom, ik kan me niet meer herinneren dat die er vroeger ook stond. Ik kroop eronder door en liep over de steigers. Ik was nog geen paar honderd meter verder toen een chagerijnige man in een blauw pak op me af kwam. Of ik wist dat dit een particuliere haven was? Ik wist het niet, maar antwoorde maar met ja. Hij keek me nog even minachtend aan en liep weer weg. Alsof ik in mijn eentje al die bootjes kon laten zinken. Ik vervolgde mijn weg. Maar waar mijn vader en ik vroeger over het slootje sprongen, stond nu een groot hek en in het weiland stonden huizen. Niets wees meer op het weiland.
Ik was gedwongen terug te lopen. Toen ik weer onder de slagboom door kroop, zag ik de man in het blauwe pak zitten. Nog steeds zag ik minachting in zijn ogen. Na een tijdje sloeg ik rechtsaf een klein parkje in. Ooit eens aangelegd door een biologie leraar van mijn moeder. Ik nam plaats op het bankje, haalde mijn schrift uit mijn binnenzak en begon te schrijven. Ik heb daar ongeveer een uur gezeten. In het water zwom een verdwaalde meerkoet. Ik nam een foto en begon het verhaal terug te lezen.
Ik stond op, deed het schriftje weer in mijn binnenzak en fluisterde: "Sentimentele gek"
Illusies
Ik weet niet wat het is de laatste tijd, veel van me gaat langs me heen. Ik leef een beetje in een roes. Geen prettige roes helaas. Ik ben verward, nog altijd. Mijn omgeving denkt dat mijn denkvermogen uitstaat als ze me zien zitten, niets is minder waar. Ik zit in mijn eigen wereld. Mijn eigen afgesloten wereldje, met eigen afgesloten straatjes en steegjes waaraan huizen staan. Verlaten, afgebrand of dichtgespijkerd, wellicht wachtend op de storm die nooit zal komen. De muren schijnen oren te hebben, de ramen ogen en de straatstenen vragen me vriendelijk om niet te lang stil te blijven staan. Of ik alsjeblieft door wil lopen om hun last te verlichten. Ik gehoorzaam maar, ik kan ze toch geen kwaad doen, vuistslagen doen mij alleen maar zelf pijn.
Ik kom er wel eens uit. Even weg van dat wereldje. Meestal schrijf ik dan een verhaaltje. Verhalen over wat ik beleefd heb in mijn hoofd. Niet dat ik verwacht dat iemand het serieus leest, maar de illusie dat mensen het lezen houdt me aan het schrijven. Illusies zijn er om te koesteren. Illusies brengen je het leven door. De illusie dat we de wereld kunnen veranderen, zolang we maar allemaal meewerken. De illusie dat ooit wereldvrede bereikt kan worden. De illusie dat je ooit een treedje hoger mag staan op de sociale ladder. Bovenaan tussen mensen als Bush, Blair en Poetin die onder hen de armen zien die zorgen dat de ladder recht blijft staan.
Of misschien is die hoogste tree wel te hoog gegrepen, mogen we ons gelukkig prijzen als we een keertje bij Lingo mogen meespelen, alles voor paar minuten de waan hebben dat je belangrijk bent. Dat Nederland naar je kijkt. Dat je misschien de volgende dag herkent wordt door je onbekende voorganger in de rij voor de kassa bij de plaatselijke slijterij. Een fles champagne kopen van de miezerige 200 euro die je de vorige dag gewonnen had toen je het winnende woord WEZEL raadde.
"Wezel. W-E-Z-E-L."
"Gefeliciteerd! U wint 200 euro! Wat gaat u er mee doen?" roept de blonde presentatrice quasi-blij. Tuurlijk is ze blij, ze mag weer naar huis. Vanavond sleept ze zich naar boven, doet dingen waarvan misschien alleen enkele sterren getuige van zijn. Als ze haar tenminste kan vinden in een zee van kunstmatig licht.
Of misschien is die tree van de trap al te hoog gegrepen voor veel mensen, mogen we ons gelukkig prijzen als de plaatselijke omroep verslag komt doen van de aanrijding van Poekie, de huiskat die 'Hallo' kon miauwen. Als je tenminste goed luisterde. Mevrouw de Vries wordt geïnterviewd. Ze had de kat al 5 jaar. Hij was de lievelingskat van wijlen Meneer de Vries en haar andere kat Pluisje zat nu voor het raam te miauwen, wachtend op de terugkomst van Poekie. En daar sta je dan, met je mobieltje in je hand. Te zwaaien voor het oog van de camera. Vanavond zit je met je vrienden en familie met borrelnootjes voor de tv. Berichten van moord en doodslag gaan langs je heen, de nieuwslezer begint over Mevrouw de Vries, familie springt op en daar sta je dan. Voor de ogen van je regio sta je als een malloot te zwaaien, 10 seconden van je '15 minutes of fame' zijn op. Die overige 14 minuten en 50 seconden komen wel op. Je wordt morgen niet herkend in de Zeeman, maar jij bent toch mooi op een apparaat geweest dat bloed uitkotst. Wees er trots op.
Het was niet eens de bedoeling geweest om een verhaal als dit te schrijven, maar blijkbaar heeft de illusie dat er iemand is die dit serieus neemt, ervoor gezorgd dat het zo liep. Ik voel me nu duizelig, mijn hoofd spint en loopt over van gedachten. Wendy, derde uur, Wendy, F5, F7, F9, Zou ze dit nou lezen? Dat rijmt ook nog eens. Wendy, wat zou ze nu aan het doen zijn? Vind ze me nog leuk, geen twijfel Mark. Ach, laat maar zitten. Na dit stukje zal ze me nog gekker vinden dan dat ze waarschijnlijk al dacht.
Ik vertrek, terug naar luisterende muren, ramen met ogen en pratende straatstenen. U hoort weer van me als ik terugkom op deze wereld.
Ik heb al hele stukken geschreven in mijn hoofd, maar geen zin het op papier over te schrijven ::)
Het bovenste geld nog steeds, maar het is winter en dan draait mijn hoofd wat meer toeren.(vanaf November)
Stadslicht
Soms is stilte genoeg voor een gesprek, rustieke stilte zegt soms meer dan een spraakwaterval aan woorden. Het geeft ook een zekere rust in mijn hoofd, zolang dat mogelijk is. Al moet ik zeggen dat het de laatste tijd wat rustiger is geworden. Dat is misschien ook wel de reden dat er zo weinig uitkomt de laatste tijd. Misschien was het ook gewoon tijd voor een pauze, heel even geen vermoeiende verhalen over wat er rondsuist in mijn hoofd. Leuk voor de wereld, leuker voor mij.
Maar men heeft spraak ontwikkeld om naar te luisteren. Letters uitgevonden om verhalen te vereeuwigen. Misschien moeten we onze voorouders maar dankbaar zijn.
"Wat schrijf je?"
Mijn overdenking wordt ruw verstoord. Blijkbaar duurde de stilte voor haar te lang. Of misschien werd ze gek van nieuwsgierigheid toen ze mijn pen hoorde tikken op het papier. Ik denk dat ik het maar bij optie één houd. De tweede is ook zo overdreven.
Ze richt zich op. Mijn bovenbeen begint te tintelen. Haar hoofd blokkeerde de bloedstroom.
"Nou, kom op. Wat ben je aan het schrijven?"
"Niet veel bijzonders, wat overdenkingen."
"Die overdenkingen ken ik, geef eens hier."
Ze gritst het zwarte schriftje uit mijn handen. Haar ogen bewegen heftig terwijl ze zicht verdiept in mijn overdenkingen.
"Schrijf je ook over mij?" vraagt ze.
"Om de zoveel tijd"
Er komt geen antwoord, geen eens een vraag. Ze slaat heftig ze bladzijden om en leest om de zoveel tijd een woord of twee.
"Kijk eens bij verhalen met iets van licht in de titel, op de een of andere manier zit jij er altijd in."
Nog steeds geen antwoord, niets meer dan een instemmend geluidje.
Ik maak gebruik van de stilte. Met mijn hoofd op haar bovenbeen verdwaal ik even in mezelf. Op de een of andere manier kom ik altijd tot rust op een vrouwenbeen. Het klinkt heel gek, maar het geeft een rustiek gevoel. Een beetje beschermend zelfs. Dat ene kleine beetje vertrouwen dat je mist als je je moeders been bent ontgroeid.
Het schijnt haar ook niet te deren. Haar hand beweegt zich door mijn haar, terwijl ze in stilte mijn overdenkingen leest. Om de zoveel tijd hoor ik haar grinnikken. Meer is voor mij ook niet nodig om tevreden te zijn.
"Waarom staat er eigenlijk nergens in hoe ik eruit zie?"
Het duurt een paar seconden voordat ik doorheb wat ze zei.
"Ik weet het eigenlijk niet."
"Dat kan."
Ik richt me op en pak het schriftje.
"Als je wilt, maak ik wel een beschrijving van je"
Het is even stil, maar daarna schudt ze zachtjes haar hoofd.
"Nee, nee. Denk niet dat dat nodig is"
Mijn hoofd kan het niet laten, mijn pen schiet over het papier heen. Woorden schieten tekort. Plaatjes zouden de stilte eer aan doen, het is alleen zo jammer dat ik niet kan tekenen. Ik slaak een diepe zucht.
"Meer kan ik er niet van maken." zeg ik terwijl ik het papier uit het schriftje scheur.
Ze legt haar hoofd op mijn schouder. Stilte was genoeg. Meer had ik ook niet verwacht. Nooit gewild ook.
Ik heb weer eens wat, oordeelt zelf:
Goeieavond....
Goeieavond Afghanistan,
Je hebt een grote verantwoordelijkheid weet je dat. Van alle landen in de wereld sta jij ver bovenaan op de lijst. Je bent misschien niet het mooiste land op aarde, misschien niet het land met de aardigste mensen op aarde, maar in ieder geval sta jij bovenaan de alfabetische lijst van landen. Iets waar je trots op mag zijn. Dat zou ik in ieder geval zijn, maar mijn naam is geen Afghanistan en sta dus niet boven aan de alfabetische lijst.
Maar wie ben ik dan wel? Ik hoor het je denken, Afghanistan. Wie ben ik? Een makkelijke vraag waar ik gerust urenlang over door kan zeuren, misschien wel dagen. Het is toch ook wel lastig. Wie zijn we precies? Waar belanden we? En waar liggen we nu in ons leven? Als we uitgaan van jou hoofdstad is die laatste vraag voor jou niet zo moeilijk te beantwoorden. Ik heb het even opgezocht. Jij, Afghanistan, ligt precies op 34° 32' 0" N, 69° 10' 0" E. Een rijtje getallen en twee letters waar je trots op mag zijn, dat meen ik serieus.
Ga maar eens na, in heel de wereld bestaat er geen enkele plek met die cijfers en letters, je bent uniek. Iets wat het Christenvolk ons om de zoveel tijd even aan herinnert tijdens eindeloze preken van gespeeld geluk.
Helaas, zo uniek ben ik niet. Mijn naam moet ik delen met vele andere op deze wereld. Sterker nog, 3 huizen verderop heet iemand precies zoals ik. En als je het dan zo graag wil weten, Afghanistan, mijn naam is Mark. Mark van der Meulen om precies te zijn. Op 27 mei 1990 geboren in een klein flatje in Rijswijk. Vijf stappen verder lag de 'mooie stad achter de duinen', oftewel Den Haag. Ook al herinner ik me niks van die dag, ik weet dat het warm was en dat ik zo rond de namiddag te leven kwam.
Op mijn tweede verhuisde ik naar het Idyllische plaatsje Gouda. Een saaie plek, waar het hoogtepunt van het jaar bestaat uit kaarsjes aansteken. Iets waar ik nog nooit plezier heb kunnen halen. Veel liever ga ik gewoon wat drinken met wat vrienden, of naar een leuk concert.
Je vraagt je misschien nu wel af, Afghanistan, waarom ik je dit eigenlijk allemaal vertel? Een gecompliceerde vraag met een duidelijk antwoord. Ik heb gewoon een opening nodig. Een opening voor een serie nutteloos denken. Ik wil mijn gedachten weer even kwijt en doe dat in deze vorm. Oordeel zelf of je het interessant genoeg vindt om te volgen, veel kan het mij niet schelen. Eigen geluk eerst. Ik hoop u ooit weer te zien, Afghanistan, maar ik moet nu verder. Schrijf je me terug?
Goeienacht Afghanistan,
Slaap lekker.
*Stoft eens wat af.
Ok, lange tijd niks laten horen, dat komt gewoon omdat ik dingen wel op een rijtje heb momenteel. Zit goed in mijn vel en geloof me, dat is echt een heel stuk leuker voor mij.
De verhalen komen nog wel hoor :) Heel veel uitspraken waar ik een verhaal omheen kan bouwen, helaas geen schrift in de buurt om het op te schrijven. Tenminste, schrift ligt naast mijn bed, maar als ik eenmaal begin slaap ik de rest van de nacht niet...
Hmm, dus ik heb nu óf de keus om jouw leven onaangenaam te maken, óf voorlopig geen LC-schrijfsel te lezen... Nou vooruit, ben blij dat het goed met je gaat :) dus dan maar even geen schrijfsels... Al pak ik lekker wel Juud van je af! ;D
Kom je ook op pinkpop dan Hilje? ;D
Nee, want dan lig ik al half op Kreta ;D
Citaat van: hillo op mei 13, 2008, 22:46:08 PM
Nee, want dan lig ik al half op Kreta ;D
En je andere helft? ???
Rome ;)
Ik zou liever gewoon heel naar Rome gaan en helemaal niet naar Kreta :P
Ik ben al zo vaak in Rome geweest... :P
Je kan nooit te vaak in Rome zijn.
We want more!
Leesvoer.
Stadslicht
Ze was me al een tijdje ontglipt. Uit het oog verloren, zo zou je het eventueel ook wel kunnen stellen. Alles om me heen veranderde langzaam in een steeds leefbare wereld voor mij. Waar ik me vroeger ergerde aan alles om me heen kwam er berusting over me heen. Een berusting dat het ook best anders kon. Zij paste zich daar niet aan. Voor haar bleef ik de oude.
Ik verloor haar uit het oog, de behoefte was er niet meer om in de kou te zitten voor haar. Voor mij was ze niet meer dan een spook die ronddwaalde in de krochten van mijn gedachten. Niet meer en niet minder. Een prettig spook was ze, dat zou ieder ander spook toegeven. Ieder mens overigens ook, maar de meesten rennen weg voor onverklaarbare dingen. Aan alles komt ooit eens een eind, behalve aan mijn verhalen. Schrijf het af aan nieuwsgierigheid, schrijf het af aan het gesprek aan inspiratie waarmee ik al tijden rondloop.
Je zou het kunnen vergelijken met de avond waarop wij elkaar ontmoetten. Het was broeierig en vele mensen zochten hun heil in hun afgekoelde woningen. De straten waren rustig, de broeierige lucht zorgden voor een lichte damp boven de tegels.
Het was tijd voor een onweersbui. Als u vaker mijn verhalen hebt gelezen, kent u mijn liefde voor het verschijnsel onweer. Dood door onweer is voor mij niet echt weggelegd, zover gaat mijn liefde ook weer niet. Maar de fascinatie blijft, dodelijk, maar prachtig tegelijk.
De onweersbui barstte los. De eerste paar klappen vielen mee, je kon horen dat alles nog ver weg was. Tussen de flits en de donder zat nog veel te veel tijd. Ik liep rustig verder, droog was het nog steeds in de straat. Toch was ik al dicht bij mijn plaats van bestemming. Ik had eigenlijk gehoopt doorweekt aan te komen op het bekende bankje. Noem het een traditie, maar het moest en zou altijd regenen bij onze ontmoetingen. Ik had er een godsgruwelijke hekel aan, de aantrekkelijkheid van haar natte haren woog niet op tegen de kou die mijn ledematen indrong na een regenbui.
Aan de mystiek van de nacht had je dan niks. De nacht werd alleen maar kouder door de regen. Vaak zochten we naar een plekje om onszelf op te warmen. We konden nooit wat vinden waar we alleen konden zijn en zaten we daarom noodgedwongen in de koude regen. Volledig verkleumd werd ik 's ochtends wakker. De ochtend was vaak warm, alleen haar verschijning ontbrak.De nacht was koud en nat, maar had zo zijn voordelen. Maar later wogen de voordelen niet meer op tegen de nadelen van de nachtelijke wandelingen.
Volledig in gedachten verzonken bleek ik ons bankje allang voorbij te zijn gelopen. Iets wat me vaker gebeurde, mijn gedachten waren vaak heel ergens anders. Met haar in een mooi, warm land. Meestal hielp ze me dan wel uit die droom. Ze riep mijn naam of floot op haar vingers om mijn aandacht te trekken. Soms liep ze ook wel eens mee, een manier die ik meer waardeerde. Terwijl ik wegdroomde en mijn gedachten op een rijtje probeerde te krijgen, liep zij zwijgend naast me.
Vaak ontdekte ik haar bij toeval. Een vluchtige blik in één van de vele spiegels in de straat gaf mij vaak een blik in haar ogen. Samen zochten we een rustig plekje, later sloegen we deze zoektocht over en gingen direct naar het bankje.
"Waar moet je heen?", vroeg een wat hoge, vrouwelijke stem naast me.
"Dat mag jij best bepalen." Meer was er niet te zeggen.
We dwaalden wat, ik hoefde slechts het geluid van voetstappen te volgen. Een beetje sloffend. Een tikje met de rechtervoet die ze, net zoals ik, wat schuin neerzette. Hierdoor schoof de punt van haar neus wat over de grond als ze deze naar achter bracht.
De donders begonnen wat harder te worden. Ook de tijd tussen flits en klap werd steeds korter. Ik hoorde naast me ook het rustige tellen na de flits. De fascinatie was er daar ook. Mijn voorstel om een droge schuilplaats te vinden werd naast me goedgekeurd door een zacht gemompel. Samen sloften we wat verder en vonden een slecht verlicht poortje. We waren de enigen.
Ze ademde rustig. Haar adem was condens in de lucht. In tegenstelling tot de koude lucht, was haar adem warm. Dat kon ik zelfs naast haar nog voelen. We waren nog droog. De regen kwam nu met bakken uit de hemel, maar wij zaten, alleen, in een slecht verlicht portiekje de regen af te wachten. De onweersknallen waren nu recht boven ons. De knallen verstoorden niet al te veel, woorden werden toch niet gesproken.
Ze kwam tegen me aan liggen, haar hoofd lag net in de kom tussen mijn schouder en nek. Ik zakte wat onderuit en zette mijn voeten tegen een slecht gemetseld muurtje. De rode bakstenen sleten wat af als je er met je schoenen langs gleed. De slecht gemetselfde muur gaf nog steun. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en sloot mijn ogen. Het licht boven me knipperde, de knallen gingen onverminderd door. Ze leken met de minuut harder te worden.
Wat voor meisje er naast me lag kon me eigenlijk niet schelen. Haar aanwezigheid was die avond voldoende.
Er kan ook gereageerd worden hoor, is zo'n leuk knopje voor onder deze post ::)
Reageren is geen misdaad
Ik reageer standaard niet op creatievelingen die om reacties smeken :P
Ik smeek niet om reacties. Zo moeilijk is het toch niet om even te reageren??? Ik houd de views wel in de gaten hoor, van al die mensen die het topic hebben bekeken, heeft er niemand gereageerd. Beetje onbeschoft als je het mij vraagt.
Ik weet niet hoe het bij de rest zit, maar voor mij is even op een link klikken toch sneller gebeurt dan een verhaal lezen ;)
Citaat van: Lennart op juni 18, 2008, 22:43:15 PM
Ik weet niet hoe het bij de rest zit, maar voor mij is even op een link klikken toch sneller gebeurt dan een verhaal lezen ;)
Kom dan niet in het creativiteits board? Als je geen zin hebt om te lezen, blijf dan weg...
Hey, ik wil het best lezen, ik zit nu alleen te stressen voor mijn reis naar Londen morgen :P Later misschien.
Ja, dat vind ik best hoor, heb het ook niet speciaal tegen jou hoor.
Maar gewoon, is het zo'n grote moeite om even te reageren? Sommige mensen vragen al een tijdje wanneer ik iets schrijf Maar zodra er iets staat wordt er niet even de moeite genomen om te reagerne.
Na de eerste regel ging ik ervan uit dat dit hetzelfde verhaal als op je hyves is ;) daar had nog niemand gereageerd en dan vind ik het een beetje vreemd om de eerste te zijn ;)
Vond het leuk om te lezen, en als je meer verhalen schrijft zal ik ze mogelijk blijven lezen, maar verwacht geen grondige literaire analyse van mij... :P beetje zwartgallig wil ik wel zeggen, maar daar houd ik van :P
Wie is het meisje ::)
Citaat van: hillo op juni 18, 2008, 23:47:08 PM
Wie is het meisje ::)
Geen idee, vertel jij het me maar. Hecht nooit zoveel waarde aan namen in mijn verhalen.
Ik moet de eerste zinnen altijd nog een keertje overlezen tot dat ze bij mij naar binnen willen :p
Voer. Wie wil weten waar het in hemelsnaam mee te maken heeft, lees een paar pagina's terug:
Stadslicht
Het was rood. Zo zou je het inderdaad wel kunnen noemen. Stof met een rode kleur. Afgesleten stof. Afgesleten bakstenen. Stevig in de muur gemetseld. Het kon niet weg, dus verplaatste het zich maar als stof. Stof dat een lichte gloed over de fletse straattegels achterliet. Stof dat zich in de kleding van willekeurige voorbijgangers vast beet. Om daar als een geniepige parasiet door te leven. Geen kans om zich als een nieuwe muur te ontwikkelen, maar wel de kans om een deel van de wereld te zien. Ontdekken dat de wereld misschien wel meer was dan het steegje. Een donker, overdekt steegje. Waar mensen schuilen voor regen en onweer. Het leek wel alsof het altijd moest onweren in deze stad.
Het was niet anders deze avond. De nacht was ingevallen. De felle maan werd langzamerhand bedekt door donkere wolken. Het was niet eens zo broeierig. Het was niet eens zo broeierig als andere avonden. En toch moest het onweren. Alsof het de tijd van het jaar was. De tijd der onweer zou men het kunnen noemen. Het tijd der liefhebbers was het. Liefhebbers van melancholische nachten. Nachten die niet eens zo lang duurden. Nachten die vooral werden gekenmerkt door 'Einzelgängers' die de slaap niet konden vatten. Waar de onweer viel, stonden zij. Ieder apart. In steegjes. Overdekt. Met stof. Of het gezond was mist men niet. Maar men was er.
En waar men was, was er jaloezie. Waar men was, was liefde. Waar men was, was haat. Waar men was, was eenzaamheid. Eenzaamheid dat tot uiting kwam door verschillende huilende mensen. De vergelijking met de regen is te cliché en zal ik daarom ook niet gebruiken. Het is misschien maar beter om geen vergelijking te maken. Dat hadden ze niet nodig. Wat ze nodig hadden mist men niet. Men dacht er over. Wijze mannen stonden op en kwamen met oplossingen. Verlaat ze. Verban ze. Vermoord ze. Begraaf ze. Maar eenzaamheid was een onoverkomelijke factor.
De wijze mannen gaven het op. Wijze vrouwen stonden op. Elk met hun eigen ideeën. Geef ze hun boeken terug. Geef ze hun kleren terug. Geef ze hun handen terug. Geef ze hun leven terug. Geef ze onze wijsheid. Maar het mocht niet baten. Jaloezie was een gedachte waar iedereen mee kon leven. Haat was de onvolkomenheid van de mensheid. Haat was er om de rotte pitten uit de samenleving te scheiden van de geleerden. En liefde, liefde was er ten overvloed. Tijdens de flitsen van het onweer kwamen geliefden elkaar opzoeken. Zij het als bescherming, zij het als noodzaak. De liefde was er om te blijven.
Maar de eenzaamheid was er om uit te roeien. Eenzaamheid werd niet gewaardeerd. De eenzame mensen werden verdoemd. Ze gaven de stad een slechte naam. Ze werden met de nek aangekeken. Bespot, bespuugd en uitgescholden. In het donker zochten zij hun heil. Alleen, soms zelfs met zijn tweeën. Eenzaamheid is makkelijker te delen als je met twee bent. Een paradox die zijn weerga niet kent. Eenzaam zijn met tweeën.
En met twee beland men in een steegje. Het regent. Het onweert nog altijd. In de verte hoor je huilende mensen. De 'Einzelgängers' lopen over straat. Op zoek naar een steeg, een huis misschien, om te schuilen. Zij zien zichzelf in de spiegels van de stad. Het flikkerende licht uit de etalage laat hun verschijningen ietsjes oplichten. Hoofd diep in de jas. Hoed of pet tot over de wenkbrauwen naar beneden getrokken. Slepende broekspijpen en versleten schoenen lieten hun beweging naklinken in de stad. Ze trokken samen. Om hun melancholiek te kunnen delen. Om ideeën uit te wisselen. Op bankjes, in huizen, in steegjes. Met rood stof vastgebeten in hun kleding.
Het was hun nacht. Jawel, het was hun nacht. De nacht waarin zij tot 6 uur 's ochtends konden nadenken. Geen eindeloos gezeur over eenzaamheid. Geen haat of jaloezie tegenover de anderen. Nee, zo was men niet. Men was een tegenstelling van de samenleving. Ze was rustig. Ik zou niet zeggen zonder liefde. Oh nee, men was niet zonder liefde. Het woordgebruik van de 'Einzelgänger' was doordrongen met liefde. Maar gooide met clichés. Men discussieerde heftig. Men fantaseerde. Fantaseerde hoe het zou zijn om die nacht te verlaten. Om het onweer gedag te zeggen en te leven.
Een enkeling zou het lukken. Hij of zij was dan opeens verdwenen. Had het licht gevonden. Of hij of zij was simpelweg verhuist naar een andere stad. Ik weet niet of ze daar kennen wat men hier kent. Niemand kwam ooit terug. Niemand kwam zoeken naar hun oude kameraden. Men werd achtergelaten. Op bankjes, in huizen, in steegjes. Waar rood stof van de muur af kwam. Waar men samen hun eenzaamheid overdacht. Levende in een paradox. Of het gezond was wist men niet.
Stadslicht
'Weet je wat ons probleem is?"
Ze keek me ietwat vragend aan. Ze was inmiddels wat weggedommeld op mijn schouder. Haar ogen waren alweer wat slaperig geworden. Ze haalde een beetje nonchalant haar schouders op.
'Nee, eigenlijk weet ik niet wat ons probleem is.'
Ik antwoordde dat ik het eigenlijk ook niet wist. Het leek me wel een mooie vraag zo laat op de avond. Misschien wist zij wel wat ons probleem was. Waarom we nog altijd in een steeg lagen waar het rode stof op de longen sloeg? Altijd maar dat rode. Altijd maar weer de nacht. Het regende en onweerde vaak. Het was geruststellend.
'Waarom vraag je dat nu eigenlijk?'
'Het leek me een mooie vraag zo laat op de avond.'
Een klein lachje verscheen op haar gezicht. Ze staarde net zoals ik een beetje in de leegte van de rode muur. Het was een soort van mantra geworden. Bij een leeg gevoel gewoon naar de muur staren. Het had geleden onder onze schoenen. Haar stenen waren inmiddels al flink afgesleten en haar stof had zich inmiddels verspreid over andere delen van de stad. Maar ze stond er nog. Ze was best degelijk. Sterk haast. Ik weet eigenlijk niet of dat een goeie zaak was of niet? Misschien was de andere kant van de muur wel leuker.
Alhoewel, de overkapping zou instorten. We zouden niet meer beschermd zijn tegen de regen. En de stenen zouden op ons neerkomen. Waarschijnlijk niet een prettig gevoel.
Ze knipte een keertje met haar vingers voor mijn ogen.
'Snap out of it!'
Ik schrok eventjes wakker uit mijn mantra. Ze gaf een klap met de vlakke hand. Niet eens zo hard.
'En nou blijf je even met je gedachten bij mij en niet bij die muur.'
'Wat is er dan zo bijzonder?'
Haar blik bleef hangen bij mijn ogen. Haar gezicht trok in een plooi alsof ze even verrast was door mijn antwoord. Het gebeurde niet vaak dat ze verrast werd.
'Wat is er dan zo bijzonder?' Ze sprak met een flinke dosis sarcasme.
'Jij staart ongeveer tien minuten naar een rode muur. De helft van de stenen heb je inmiddels volledig afgesleten met je voeten. Het stof van de stenen heeft mijn haar vrijwel rood gemaakt en jouw kleren zijn al bijna niet meer zwart. En dan nog vraag je wat er zo bijzonder is?
Niet meer dan een simpel JA kon er niet vanaf bij mij. Ze zou er bijna genoeg mee nemen.
Ik haalde mijn kladblok tevoorschijn uit mijn binnenzak. Het was niet eens rood uitgeslagen van het stof van de muur. Het was misschien niet maagdelijk wit meer, maar wat erop stond was misschien wel erg nuttig. Ze keek mee terwijl ik schreef dat zij ook niet wist wat ons probleem was.
'Waarom schrijf je slechts zij op en niet mijn naam?
'Ik vind namen nooit zo relevant voor een verhaal.'
'Zelfs de mijne niet?
'Zelfs de jouwe niet.'
'Weet je wat ons probleem is', zei ze opeens.
'Nou, wat is ons probleem?'
'Ons probleem is onze koppigheid', antwoordde ze.
Er zat wel een kern van waarheid in haar antwoord. Zij was nog altijd even koppig, of misschien wel te trots, om te vragen wanneer we eindelijk eens zouden vertrekken uit deze steeg. Ik? Ik was misschien wel koppig. Meer eigenwijs. Ik weet eigenlijk niet of dat hetzelfde betekent. Eigenwijs ben ik sowieso.
'Zou jij niet eens willen vertrekken uit deze steeg?' Ik vroeg het maar aan haar. Ze was, zoals ik al zei, te koppig om het ooit nog eens zelf te vragen.
'Ik vind het eigenlijk best lekker rustig zo.'
Het was niet het antwoord dat ik van haar verwacht had. Ze had moeten antwoordden dat ze graag een keertje weg zou willen gaan. Misschien was het wel meer mijn verlangen om uit een doodlopende steeg te vertrekken.
'Het wat niet het antwoord dat je van me verwachtte hè?'
Ik schudde NEE. Het was niet het antwoord dat ik van haar verwacht had. Ik wilde gewoon vertrekken uit de verdomde steeg.
'Zou je Parijs niet willen zien', vroeg ik aan haar.
Ze haalde haar schouders op. Gaf mij een kus op de schouder.
'Parijs heb ik al een keertje gezien.'
Het was het antwoord dat ik verwachtte.
Ik haalde mijn kladblok tevoorschijn.
'Ik weet wat ons probleem is.'
Hm, ik weet niet wat ik ervan vind. Het verhaal dat erachter ligt is misschien nog wel enigszins boeiend, maar je schrijfstijl spreekt me niet echt aan. Dat is waarschijnlijk een persoonlijke voorkeur, omdat ik meer van de iets luchtigere teksten houd waar je makkelijk doorheen gaat maar waar er toch nog genoeg inhoud in zit. Bij jou zit er wel veel inhoud in (en af en toe verkeerde interpunctie, zoals het afsluiten van citaten die nog doorgaan in de zin), maar het is zo literair geschreven dat ik mijn aandacht er eigenlijk niet bij kan houden. Voor mensen die van literaire teksten houden is het wel goed, maar voor de wat minder zware lezer is het minder geschikt, denk ik zo.
Dat mag ;) De interpunctie is vooral de fout van de tijden waarop ik schrijf. Twee, drie uur 's avonds.
Daarbij vind ik dat de interpunctie zoals citaten minder belangrijk is dan het verhaal. Maar in ieder geval bedankt voor de reactie.
Verwacht trouwens nu geen luchtige verhalen hoor. Geen verhalen zoals de forumsoap ofzo, daar kan ik niet tegen.... ;D Ben allang blij met het compliment over het literair schrijven.
Daar ben ik het mee eens, maar ik vind wel dat een goede interpunctie de leeservaring verbeterd. Bij de .', die ik telkens tegenkom irriteer ik me er toch aan en dat brengt de algehele waardering toch omlaag. En je moet zeker niet ineens luchtig gaan schrijven als dat niet van jezelf is. Ieder z'n eigen manier :)
Ik zal eens kijken of ik hier ook eens wat schrijfwerk van mezelf kan posten.
Citaat van: Lennart op april 02, 2009, 23:04:33 PM
Daar ben ik het mee eens, maar ik vind wel dat een goede interpunctie de leeservaring verbeterd. Bij de .', die ik telkens tegenkom irriteer ik me er toch aan en dat brengt de algehele waardering toch omlaag. En je moet zeker niet ineens luchtig gaan schrijven als dat niet van jezelf is. Ieder z'n eigen manier :)
Ik zal eens kijken of ik hier ook eens wat schrijfwerk van mezelf kan posten.
Weet je, die fout is mij nog nooit zo opgevallen... Maar nu je het zegt zie ik pas dat de punten inderdaad wel raar staan....
Misschien het gemakzucht van een speciaal corrector bij mijn universiteitsblad ;D Die doet mijn correcties. Maar in ieder geval bedankt :) Zal er op letten.
Nog meer fouten ontdekt?
Citaat van: LC op april 02, 2009, 21:37:35 PM
Geen verhalen zoals de forumsoap ofzo, daar kan ik niet tegen.... ;D
Arme Polt, en ze zijn juist zo spannend 8)
Overigens ben ik de fout met de punt maar twee keer tegen gekomen??
De citaten met de vraagtekens zijn mij altijd zo aangeleerd en worden ook nooit gecorrigeerd door de corrector.
Citaat van: hillo op april 03, 2009, 00:39:01 AM
Citaat van: LC op april 02, 2009, 21:37:35 PM
Geen verhalen zoals de forumsoap ofzo, daar kan ik niet tegen.... ;D
Arme Polt, en ze zijn juist zo spannend 8)
Wat absoluut niet zegt dat ik het niet goed vind. Zit goed in elkaar :) Is gewoon mijn ding niet ;)
Citaat van: LC op april 01, 2009, 20:03:16 PM
'Weet je wat ons probleem is?"
Dit is de enige fout die ik zo snel nog zie ;)
Verder mooi geschreven. Is zeker een gave waar je trots op kunt zijn denk ik zo :)
?', is ook fout, omdat je de vraagteken al gebruikt om het einde van de zin in het citaat aan te geven. Komma's die je buiten de aanhalingstekens plaatst, moeten daar staan omdat ze het citaat onderbreken, of omdat het citaat wordt afgebroken aan het einde van een zin met een punt (maar omdat je niet middenin een zin een punt kunt zetten, verandert dat in een komma buiten de aanhalingsteken sluiten). Alleen wanneer de komma deel is van het citaat, plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.
'Zeg dan wat!' schreeuwde hij.
'Mag ik wat vragen?' vroeg ze.
'Dat vind ik niet leuk', bromde ze nors.
'Alleen wanneer de komma deel is van het citaat,' legde hij uit, 'plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.'
'Alleen', zei hij 'wanneer de komma deel is van het citaat, plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.'
Zeg maar ^^
Citaat van: Lennart op april 03, 2009, 19:32:09 PM
?', is ook fout, omdat je de vraagteken al gebruikt om het einde van de zin in het citaat aan te geven. Komma's die je buiten de aanhalingstekens plaatst, moeten daar staan omdat ze het citaat onderbreken, of omdat het citaat wordt afgebroken aan het einde van een zin met een punt (maar omdat je niet middenin een zin een punt kunt zetten, verandert dat in een komma buiten de aanhalingsteken sluiten). Alleen wanneer de komma deel is van het citaat, plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.
'Zeg dan wat!' schreeuwde hij.
'Mag ik wat vragen?' vroeg ze.
'Dat vind ik niet leuk', bromde ze nors.
'Alleen wanneer de komma deel is van het citaat,' legde hij uit, 'plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.'
'Alleen', zei hij 'wanneer de komma deel is van het citaat, plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.'
Zeg maar ^^
Dan heb ik het verkeerd uitgelegd gekregen ;D Ik zal er op letten ;)
Maar om daar nou je leesplezier door te verpesten...... Ken ook mensen die schrijven zonder interpunctie... Dit waren vier fouten.....
Citaat van: Lennart op april 03, 2009, 19:32:09 PM
'Alleen', zei hij 'wanneer de komma deel is van het citaat, plaats je hem voor het aanhalingsteken sluiten.'
Na "zei hij" moet toch ook een komma?
I'm very nitpicky like that :P
En ja, Hillo, daar moest ook een komma, mijn fout.
Citaat van: Lennart op april 04, 2009, 19:21:40 PM
I'm very nitpicky like that :P
En ja, Hillo, daar moest ook een komma, mijn fout.
Dat soort dingen vallen mij altijd op om half 3 's nachts na een avondje in de kroeg gezeten te hebben 8)